Hoofdstuk 4 (Vergilius), tekst: Meningen over het houten paard (21-39)
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 4
In zicht is Tenedos, een eiland, zeer bekend door goede naam, rijk aan middelen. Zolang het koninkrijk van Priamus er nog was, nu slechts een baai en een weinig betrouwbare ankerplaats voor schepen. Hierheen weggevaren verbergen ze zich op de verlaten kust: wij meenden dat zij waren vertrokken en met de wind op weg waren gegaan naar Mycene. Dus bevrijdt heel Troje zich van de lang(durig)e droefheid; de poorten worden geopend, men vindt het leuk om te gaan en te kijken naar het Griekse kamp en de verlaten plaatsen en de achtergelaten kust: hier was de groep Dolopen gelegerd, hier de woeste Achilles; hier de plaats voor de vloot, hier waren ze gewend in slaglinie te strijden. Een deel verbaast zich over het dodelijke geschenk voor de ongehuwde Minerva en ze bewonderen het gevaarte van het paard; en als eerste spoort Thymoetes ertoe aan dat het binnen de muren wordt gebracht en op de burcht wordt geplaatst, hetzij door list, hetzij omdat het noodlot van Troje het nu zo voorbestemde. Maar Capys en zij, in/voor de geest van wie een betere mening was, bevelen om of de hinderlaag van de Grieken en het verdachte geschenk in zee te storten en te verbranden, nadat vlammen eronder zijn geplaatst, of de holtes van de buik te doorboren en de schuilplaatsen te onderzoeken. Het onzekere volk wordt gespleten in tegengestelde sympathieën.