Hoofdstuk 3 (Horatius), carmen 1.19
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 4
Zie je hoe daar staat, wit door hoge sneeuw,
de Soracte, en hoe de bossen met inspanning hun last dragen
en de rivieren stil zijn blijven staan door scherpe vorst?
Verdrijf de kou door rijkelijk houtblokken op het haardvuur te leggen en haal royaler dan anders te voorschijn een vierjarige wijn, o Thaliarchus, in/uit een Sabijnse kruik.
Laat de rest over aan de goden, want zodra zij de op de kolkende zee met elkaar strijdende winden tot bedaren hebben gebracht, worden noch de cypressen, noch de oude essen opgejaagd.
Vlucht/vermijd te vragen wat er morgen zal zijn, en elke dag die de goden je geven, moet je als winst beschouwen, en noch de zoete liefde moet je versmaden, nu je een jonge man bent, noch de dansvloer
zolang de sombere grijsheid terwijl je jong bent afwezig is. Nu moeten de akkers en de pleinen en het zachte gefluister opgezocht worden aan het begin van de nacht op het afgesproken uur,
en nu is de verrader van het meisje dat zich verborgen houdt, haar lieflijke gelach uit een hoekje en is het onderpand weggenomen van haar armen of van haar slecht tegenstribbelende vinger.