Hoofdstuk 8, gedicht 3: Lijf en leed:
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 3
8. Als ik mij herinner, Aelia, waren er vier tanden aan jou: Twee
verdreven door een hoestbij, en [weer] twee verdreven door [nog] een
hoestbui. Nu kan jij op alle dagen zonder zorgen hoesten. De derde
hoest heeft niets [meer] om weg te halen.
9. Thais heeft zwarte tanden, Laecanie heeft witte tanden. Hoe zit dat?
De laatstgenoemde heeft ze gekocht en de eerste haar eigen.
10. Aan sommigen geef jij een kus, en aan anderen geef jij een
rechterhand. Jij vraagt: wat wil je liever? Kies! Ik wil liever de
hand.
11. Het oortje van Marius stinkt verschrikkelijk. Jij doet dit, Nester,
jij kletst in het oortje.
12. Flaccus, weet, wanneer je in het badhuis een applaus zal hebben
gehoord, dat daar de pik van Maro is.