Hoofdstuk 8, tekst: Androclus en de leeuw:
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 3
In de Circus Maximus
5: "In de Circus Maximus," zei Apion, "werd voor het volk een zeer omvangrijke jachtpartij gegeven.
6: Ik was toeschouwer bij deze jachtpartij, omdat ik toevallig in Rome was. (forte = toevallig)
7: Daar waren veel woeste wilde dieren, schitterende grote beesten, en van allen was de schoonheid of woestheid nooit vertoond.
8: Maar", zei hij, "meer dan alle andere dingen was de ongetemdheid van de leeuwen te bewonderen en bij alle andere was er één speciaal.
9: Deze ene leeuw had door zijn snelle vaart en door zijn enorme omvang en door zijn angstaanjagende en luid gebrul en zijn golvende manen om zijn nek de aandacht en ogen van allen naar zich toe getrokken."
Voor de leeuwen
10: De slaaf van de consul was tussen verscheidene andere naar binnengeleid, omdat hij veroordeeld is tot de vechtende beesten. Deze slaaf was Androclus genaamd. (pugna bestarium datus = tot de vechtende beesten veroordeeld zijn)
11: Zodra de leeuw hem in de verte zag stond hij alsof hij zich bewondert en vervolgens naderde hij langzaam en ook rustig alsof hij hem herkende.
12: Toen bewoog de staart op de wijze en de manier van aanhankelijke honden, vriendelijk en liefkozend en voegt zich bij het lichaam van de man en likt de handen en benen zacht met de tong van de man die bijna dood is. (van angst)
13: De man Androclus kreeg onder deze liefkozing van dit gruwelijke beest zijn bewustzijn terug, dat hij verloren was en langzamerhand slaat hij zijn ogen op om de leeuw te bekijken.
14: Toen, nadat er een wederzijdse herkenning had plaatsgevonden", zei hij, "en kon je de leeuw en de man elkaar blij zien feliciteren.
In het hol van de leeuw
15: Hij zei dat door het volstrekt wonderbaarlijk geschreeuw van de massa is ontstaan en dat Androclus door de keizer ontboden is en dat de reden gevraagd is waarom een zeer gruwelijke leeuw hem als enige gespaard heeft.
16: Dan vertelt Androclus de verbazingwekkende en ook wonderlijke oorzaak.
17: Hij zei: "Toen mijn heer met de bevoegdheid van een gouverneur de provincie Afrika in het bezit kreeg, werd ik daar gedwongen tot de vlucht door zijn dagelijkse en onrechtvaardige zweepslagen en toen nam ik mijn toevlucht tot eenzame velden en woestijnen opdat ik min of meer een schuilplaats zou hebben min of meer beveiligd tegen mijn meester, de bevelhebber van dit land en ik had het besluit genomen om zelfmoord te plegen als er een gebrek aan eten zou zijn geweest." (NB: dit was er dus niet!!)
18: "Toen," zei hij, "omdat de zon brandend en verzengend was op het midden van de dag trok ik me terug in een afgelegen en schuilplaatsrijke grot nadat ik die gevonden had.
19: Niet veel later kwam deze leeuw naar dezelfde grot met één zwakke en bebloede poot terwijl hij kreunde en jammer uit liet klinken dat bij mij medelijden opriep met de pijn en folteringen van de wonden van de leeuw."
20: En hij zei (aan de keizer) dat door die 1e aanblik van de leeuw toen die aankwam bang was voor zijn eigen hachje en geschrokken is.
21: "Maar nadat de leeuw binnengekomen was in zijn eigen hol, zoals uit de zaak blijkt zag hij mij in de verte schuilen, naderde hij mij tam en mak en hij scheen mij zijn opgetilde poot te tonen en aan te reiken als het ware om hulp te vragen.
22: Toen trok ik een geweldige doorn, die vast zat in zijn voetzool, eruit en ik drukte de etter die zich daar verzameld had uit het binnenste van de wond en nogal zorgvuldig reeds zonder al te grote vrees droogde ik de wond helemaal en veegde het bloed af.
23: En toen ging hij liggen en rustte hij uit, omdat hij verlicht was door deze moeite van mij en door mijn geneeskunst nadat hij zijn poot in mijn handen had gelegd"
Vrienden voor het leven
24: En sinds die dag hebben ik en de leeuw drie hele jaren in dezelfde grot en van hetzelfde eten geleefd.
25: Want, hij die wild op jacht ging, bracht malse ledematen aan mij bij de grot, ik at van het terwijl ik geen beschikking had over het roosterende vuur van de middagzon.
26: Maar zodra ik er genoeg van heb om te leven van een wild dier', zei hij, 'zal ik zeker de grot verlaten om met de leeuw te jagen en ik heb een reis van bijna drie dagen afgelegd door soldaten gezien en gegrepen en uit Afrika naar huis in Rome teruggekeerd.
27: Die hebben me onmiddellijk ter dood veroordeeld en ik zorgde ervoor dat ik veroordeeld werd en naar de beesten werd toegestuurd.
28: Ik begrijp echter', zei hij, 'dat ook deze leeuw gescheiden van mij gevangen werd en mij nu dank brengt voor de genezing en de weldaad.