Hoofdstuk 7: r. 147-166 Verenigd in de dood
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 3
Nadat zij haar kleed herkend had en de ivoren schede vrij van het zwaard gezien
had zei ze: “Jouw hand en liefde hebben je te gronde gericht, ongelukkige. Ook
voor mij is mijn hand, is ook mijn liefde dapper voor dit ene doel; deze zal
kracht geven om mezelf te verwonden. Ik zal je volgen nu je overleden bent en
ik, zeer ongelukkige, zal van jouw dood de oorzaak en de metgezel genoemd
worden; en jij die, ach, alleen door de dood aan mij ontrukt kon worden, zal
niet door de dood ontrukt kunnen worden. Weest echter met de woorden van beiden
hierom gevraagd, oh zeer ongelukkige ouders van mij en van hem, dat jullie niet
misgunnen dat wij in hetzelfde graf bijeen worden gezet. Maar jij, boom, die met
je takken nu het armzalige lichaam van één bedekt, en spoedig dat van twee zult
bedekken, houd de dunne tekenen van de slachtpartij, en heb altijd je vruchten
donker en geschikt voor de rouw, als gedenkteken voor het dubbele
bloedvergieten. Dat zei ze en toen ze de zwaardpunt onder op!
de borst had gericht liet ze zich op het zwaard vallen, dat nog warm was van de
slachtpartij. Hun wensen hebben echter de goden geraakt, ze hebben de ouders
geraakt. Want de kleur in de vrucht is donker wanneer ze rijp geworden is, en
dat wat er van de brandstapels overbleef, rust in één urn.