Hoofdstuk 4, tekst 7: Rode oogjes
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 3
Rouwt, o Venussen en Cupido’s (goden van liefde en verlangen)
en zoveel als er is aan mensen die zich een beetje met Venus verwant
voelen!
Het musje van mijn meisje is dood,
het musje, lieveling van mijn meisje,
waarvan ze meer hield dan van haar eigen ogen.
Want hij was zoet en kende zijn
bazin zo goed als een meisje haar moeder,
en hij bewoog zich niet van haar schoot,
maar nu eens hierheen dan weer daarheen rondhippend
tjilpte hij alleen tegen zijn meesteres;
deze gaat nu langs de donkere weg
daarheen, waarvan ze zeggen dat niemand terugkeert.
Maar moge het slecht met jullie gaan, slechte duisternis (duistere machten)
van de Onderwereld, die al het mooie verslinden:
zo'n mooi musje hebben jullie van mij afgenomen.
O (wat) slecht gedaan! O ongelukkig musje!
Door jouw toedoen zijn nu van mijn meisje
de wat gezwollen oogjes door het huilen rood.