Hoofdstuk 3, caput 6: Caesar en Pompeius
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 3
1. Caesar kon niemand meer dulden die boven hem stond, en Pompeius niemand
meer naast hem. Wie met meer recht de wapens opnam, mag men niet weten, maar
ieder beroept zich op hoge getuigen: Goden steunden de overwinnaar, de verliezer
steunde op Cato. Maar het was geen gelijkwaardig duel. Pompeius was ouden en
door het vredige burgerleven minder strijdlustig; zijn generaalsrol had hij
verleerd. Steeds op jacht naar vermaardheid slooft hij zich uit voor het plebs
en drijft op de golf van de volksgunst, slaaf is hij van het applaus dat klinkt
in zijn eigen theater. Hij vergeet nieuwe kracht op te doen en vertrouwt nog
vooral op eerder succes en staat als een schim van de grootheid van vroeger,
zoals een eik die, hoog zich verheffend in vruchtbare velden, met nationale
trofeeën en heilige veldheersgaven vol is gehangen, maar niet meer door
krachtige wortels maar door zijn eigen gewicht blijft hij overeind en kaal zijn
de takken; slechts door de stam en niet door zijn bladeren spr!
eidt hij zijn schaduwen. Al zal de eerste vlaag van de wind hem doen wankelen en
vellen, ook al verheffen zich talrijke stevige bomen rondom hem, hij alléén
wordt vereerd. Maar Caesar bezat niet louter naam en faam van een veldheer, zijn
dadendrang kende geen stilstand. Niet zou hem dieper beschamen dan een nederlaag
in de oorlog. Vol energie en ontembaar sloeg hij zijn hand uit naar alles wat
zijn hoop of zijn toorn had gewekt, en spaarde het waard niet in zijn jacht naar
succes; hij zit het fortuin op de hielen en drukt opzij wat zijn streven naar
macht in de weg zou zitten. Zich door vernieling een toegang te banen is hem een
genoegen. Zoals een bliksem, geperst uit een wolkendek door de winden, onder
gedreun van galmende lucht en gekraak van de wereld flitsend het hemelgewelf
doet scheuren, en e bevende mensheid bang heeft gemaakt wanneer hij de ogen
verblindt door zijn vuurstraal: hij bestookt zijn eigen domein, dringt door elke
materie, en als hij valt en als hij weer te!
rugkeert zaait hij vernieling tijd en zijd en verzamelt het vuur dat door hem
verspreid werd