Hoofdstuk 3, caput 4: Afrekening
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 3
Caesar maakte zichzelf tot dictator, nadat hij de lege stad binnengekomen was.
Daarvandaan ging hij naar Spanje. Daar overwon hij, met drie leiders Lucius
Africanus, Marcus Petreius, Marcus Varro, de zeer sterke en dappere legers van
Pompeius.
Nadat hij daarvandaan teruggekeerd was, stak hij over naar Griekenland en streed
hij tegen Pompeius. Hij werd in het eerste gevecht overwonnen en op de vlucht
gejaagd, toch ontkwam hij, omdat Pompeius, vanwege het invallen van de nacht
niet wilde volgen en Caesar zei dat en Pompeius niet wist te winnen en hijzelf
slechts die dag overwonnen kon worden.
Vervolgens streden ze in Thesalia bij Pharsalus nadat er aan beide kanten enorme
troepen op de been waren gebracht. De slaglinie van Pompeius had 40.000
infanteristen, 600 ruiters op de linkervleugel, op de rechter 500, bovendien de
hulptroepen van het hele Oosten, de gehele adel, ontelbare senatoren,
oud-praetors, oud-consuls en wel diegenen die al overwinnaars geweest waren in
de grote oorlogen. Caesar had in zijn slaglinie nog geen 30.000 infanteristen,
1000 ruiters.