Hoofdstuk 3, caput 16: De moord
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 3
1. Toen hij ging zitten, gingen de samenz3weerders onder het mom van een
begroeting, om hem heen staan en meteen kwam Cimber Tillius, die de leiding had
genomen, als het ware om iets te vragen dichterbij en bij Caesar, die hem
terugstuurde en met een gebaar naar een ander moment verwees, trok hij de toga
van beide schouders af. Vervolgens verwondde 1 van de broers Casca hem terwijl
hij riep: “Dat is geweld”, van achteren net onder zijn hals.
2. Caesar doorboorde de arm van Casca, nadat hij die naar zich toe had
getrokken, met een schrijfschrift en tien hij probeerde weg te springen, werd
hij door een andere verwonding tegen gehouden; en zodra hij in de gaten had
gekregen dat hij werd aangevallen met getrokken dolken omhult hij zijn hoofd en
tegelijkertijd trok hij met zijn linkerhand zijn kleding helemaal tot aan zijn
voeten naar beneden, opdat hij eervoller zou vallen, aangezien ook het lagere
deel van zijn lichaam bedekt was. En zo werd hij vermoord door 23 dolkstoten. Na
het uiten van slechts 1 kreun bij de eerste dolkstoot zonder stem, hoewel
sommigen hebben overgeleverd, dat hij tegen Marcus Brutus, die aan kwam hollen
zei: “Ook jij, mijn kind?”
3. Terwijl allen wegvluchten, lag hij een tijd lang dood, totdat drie jonge
slaven hem, nadat hij op een draagstoel geplaatst was, terwijl zijn armen naar
beneden hingen, naar zijn huis. En bij zoveel verwonding is er, zoals dokter
Antistius meende, geen enkele dodelijke gevonden, behalve die hij als tweede in
zijn borst opgelopen had.
4. De samenzweerders hadden de bedoeling gehad, het gedode lichaam de Tiber in
te slepen, zijn goederen in beslag te nemen, besluiten ongeldig te verklaren,
maar uit angst voor de consul Marcus Antonius en de onderbevelhebber Lepidus
zagen ze er vanaf