Hoofdstuk 29, tekst 3: De strijd
Langere tijd redeneerde Flavus met zijn zonen over het verdrag en over de zeer oude manieren waarop het gesloten was. Toen vroeg Flavus: Wat, Marcus, gebeurde er nadat het verdrag gesloten was? Marcus zei: Eindelijk was het tijd voor het gevecht. De drielingen namen, zoals ze overeengekomen waren, hun wapens op en schreden naar het midden. Aan beide kanten hadden de twee legers plaatsgenomen voor hun kampen, aan beide kanten vuurde men de hunnen (= hun mannen) aan. Nauwelijks was het teken gegeven of de jongelingen stormden met de wapens in de aanslag op elkaar in. Zodra de wapens kletterden en de zwaarden flitsend schitterden, beving een plotselinge huiver de toeschouwers. Zij die zojuist geschreeuwd hadden, zwegen toen allen. Spoedig werden niet alleen bewegingen van lichamen en het zwaaien van speren door de toeschouwers gezien, maar ook wonden en bloed. Drie Albanen waren gewond, twee Romeinen waren stervend neergestort. En bij hun val schreeuwde het Albaanse leger van vreugde, maar verliet de hoop de Romeinse legioenen bijna geheel. De 3 Curiatii gingen om de ene Horatius heen staan. Deze was toevallig ongedeerd, maar alleen helemaal niet opgewassen tegen hen samen. Dus veinsde hij een vlucht. Zoals hij hoopte zijn de Curiatii hem, omdat ze door hun wonden belemmerd werden met ongelijke snelheid gevolgd. AI enige afstand was de Horatius weggevlucht toen hij omkijkend zag dat er één helemaal niet ver van hem af was. Terwijl het Albaanse leger de Curiatii toeschreeuwde om hun broeder te helpen had de Horatius zijn vijand al gedood en stond op de tweede te wachten. Toen vuurden de Ro'meinen hun soldaat met luider stem aan en die haastte zich het gevecht te voltooien. De Horatius doodde onmiddellijk de ene Curiatius en wachtte op de andere. En deze wierp zich, vermoeid door zijn wond en vermoeid van het hardlopen, terwijl hij zijn lichaam meesleepte en terneergeslagen was door de moord op zijn broers, voor de voeten van zijn vijand. Juichend doodde de Romein hem als derde. Zo is het gekomen/gebeurd dat de Romeinen heersten over de Albanen. Je hebt ons alles heel goed verteld Marcus, roept Flavus uit. Geef mij nu weer een uiteenzetting over de deugd, die het verhaal leert. Het verhaal vertelt ons vooral over de dapperheid der jongelingen. Inderdaad, zegt Flavus, wij moeten echter het verstand van de Albaanse aanvoerder ook prijzen. Hij heeft toch door zijn overleg/beleid een zeer ongelukkige ramp en een zeer grote slachting tussen bloedverwante volken afgewend7 Zo is het, antwoordt Flavus, het verhaal leert ons dat zowel door het verstand van één, als door de dapperheid van een paar, de Romeinse zaak gered is.