Hoofdstuk 23, tekst 2: De terugkeer
De leerlingen gaan naar huis. Sommigen over het Forum, anderen gaan via verschillende wegen terug naar huis. Ze zijn 's morgens vroeg al van huis gegaan en daarom worden zij thans door zeer grote honger gekweld. Voor de middag wilden ze thuis zijn. De drie vrienden gaan tegelijk op weg naar de Via Nova. Gaius: Ik voor mijkan een heel rund eten! Marcus: Ik twee. En jij Lucius, waarom zwijg je? Lucius: Ik denk. Gaius: Waar denk je aan? Lucius: Waarom dwingen de goden als ze Aeneas bevelen voor de Laren en Penaten een nieuwe stad te stichten, hem zoveel lotgevallen en dergelijke inspanningen op zich te nemen/te ondergaan? Allen zwijgen. Gaius: De reden van zijn lotgevallen, geloof ik, was de woede van Iuno, de koningin der goden en godinnen. Zij was bang voor de door het noodlot voorbestemde ondergang van Carthago. Daarom probeerde ze Aeneas van Italië af te houden. Ze dacht zó bij zichzelf: als Aeneas niet in Italië aankomt, kan hij geen Romeins volk stichten. Lucius: Waar vraag ik: waarom heeft Venus, waarom heeft Iuppiter, de vader der goden zelf, Aeneas niet rechtstreeks naar Italië gezonden? Marcus: Niet alleen de zorg om Carthago was de reden van de woeden van Iuno. Zij is ook in woede ontstoken, omdat vroeger Paris aan Venus, (en) niet aan (haar)zelf de gouden appel had gegeven. Gaius: En daarom heeft ze bij Troje voor haar geliefde Grieken tegen de Trojanen oorlog gevoerd. Lucius: Misschien hebben de goden hierom (om deze dingen) Aeneas via vele zwerftochten naar Italië gestuurd. Misschien hebben ze echter door zoveel lotgevallen en dergelijke inspanningen de moed en de plichtsbetrachting van de man willen vermeerderen. Marcus: Eindelijk zijn we thuis! De verwachting van fruit en noten vermeerdert voor mij (mijn) moed!