Tekst 5.1
De slaven en slavinnen werken in de keuken. Ze maken het eten klaar.
Marcia en Lucius Claudius Flavus wachten op de gast, Metellus.
Metellus is een Romeinse senator.
Marcia is in het atrium. Ze roept de slaven en slavinnen: ‘kom Dave, kom Philo. Komt slaven.
Kom Phocis, kom Delia. Komt slavinnen!’
De slaven en slavinnen gaan snel het atrium in.
Ze gaan rond om Marcia staan en luisteren naar hun meesteres.
Marcia beveelt: ‘Phocis, koop wijn snel!
Davus, kook het eten. Haast je! Delia, versier de eetkamer.
Jij, Philo, zoek de tweeling!
Wat beval ik jullie? Zeg het, Phocis, zeg het Davus, Delia en Philo!
Phocis antwoordt:’ U beveelt mij wijn te kopen.’
Davus herhaalt: ‘ Mij beveelt u eten te koken.’
Delia zegt:’U beveelt mij de eetkamer te versieren.’
Philo:’U beveelt mij de tweeling te zoeken’.
De slaven en slavinnen gaan snel weg uit het atrium.
Marcia is tevreden omdat iedereen goed werkt.
De jongens rennen het atrium binnen. Ze jagen Felix domestica Prima op.
Ze kunnen de poes niet pakken. Ze lachen en schreeuwen.
Moeder zegt boos:’ Marcus, blijft staan. Lucius, houd op. Zwijgt en luistert. De gast komt er al aan.
Ga bij de deur staan en wacht op de gast.
Lucius en Marcus gaan bij de deur staan. Ze wachten op de gast.
Mordax staat ook bij de deur. Mordax is een hond. Mordax bijt vaak!
De senator komt er al aan. De jongens groeten de senator:’gegroet, senator. Kom binnen, maar pas
op voor de hond.’
De senator lacht:’ik vrees niet voor de hond. De hond maakt mij niet bang!’
Echter plotseling blaft Mordax. De senator is niet bang en zegt:’blaffende honden
Bijten niet’
De senator gaat naar de hond. O jee, Mordax bijt in de toga. ‘BIJ HERCULES, schreeuwt de senator, BEEST!’
De senator komt boos het atrium binnen, waar Lucius Claudius Flavus op de gast wacht.
Flavus groet de senator:’ gegroet, Metellus. Kom de eetkamer binnen. De maaltijd is klaar.