Tekst 16.2
De nieuwe centurio van zijn eerste missie brengt als eerste verslag uit aan de kampcommandant in het legerkamp. Zojuist kwam hij opgewonden het hoofdkwartier binnen. De kampcommandant had bevolen hen naar het grote schip in Leiden te lijden. Het schip droeg bakstenen en tegels. De schepen geladen met te begeleide koopwaar waren noodzakelijk omdat de barbaren niet alleen karren, maar ook schepen probeerden te plunderen. Tot dan vechten ging de zaak goed voort. Wij voeren rustig voorop. Wij zagen geen enkele barbaar. Wij voeren al voorop naar het kleine kamp Nigrus Pullus. Hij was mijlen verwijderd van het kleine kamp Lugdunus 12. Toen is er een gunstige wind opgestaan. Wij zetten het zeil en gaven het over aan de wind. Plotseling kon het grote schip zijn koers niet meer houden. De wind dreef het schip naar de over. Wat doen jullie? Vroeg ik. Het roer is gebroken, antwoordden de zeemannen. Onmiddellijk beval ik de zeemannen de zeilen te reien, maar tevergeefs. Het schip liep last in de ondiepte. Dichtbij het schip gooiden wij het anker uit. Wij probeerden het schip vlot te trekken.maar het schip bleef vastzitten. Er bleef niets anders over dan het schip te lossen, zei ik tegen de zeelui. Niger pullus is niet ver weg. Gaat naar het legerkampen en vraagt hulp. Na 2 uur keerden de zeelui terug naar het schip met tien mannen en tien karren. Het schip was moeilijk uit te laden, omdat het noodzakelijk was door het water te waden. Wij transporteerden allen de lading in het legerkamp. Toen hebben wij geprobeerd het schip vlot te trekken. Er gingen te weinig zaken voort, omdat we niets gedaan konden krijgen, misten ze in het legerkamp de nacht. Jij hebt toch wel een plaats gemarkeerd? Vroeg de kampcommandant. Maar de centurio hoorde zijn woorden niet. De volgende dag wilden wij naar de plaats teruggaan, maar een hevige storm verhinderde ons gedurende drie dagen ging de stormen te keer. De vierde dag wilden wij naar het schip teruggaan, maar het schip was ontsnapt. Waar de aarde was geweest, was nu water. We hebben overal gezocht, maar we konden het schip niet vinden. Tenslotte zijn wij teruggevaren naar het legerkamp. Misschien geloof jij mij niet, maar ik maak de goden getuige. Ik geloof jou, antwoordt de kampcommandant. Deze tijd van het jaar plachten de rivieren toe te namen. Wegens mijn rede moest jij een plaats markeren. Nu voert de rivier het schip of in de zee, of verzweegt het.