Hoofdstuk 29, tekst 1
Flavus zit met zijn zoons in het peristylium op de maaltijd te wachten. Het is het 10e uur en ze zijn zojuist uit de thermen teruggekomen. Wegens het geklater van het opspattende water en het getjirp van de krekels worden ze door enige loomheid bevangen, waaruit Flavus zijn zoons wekt. Wat, vraagt hij, hebben jullie vandaag gelezen? Over de Curiatii en de Horatii l = de tweelingen die onder koning Tullus Hostilius (3e Romeinse koning) de drie Curatii uit Alba overwonnen) hebben we gelezen, antwoordt Marcus. Beviel dit verhaal?/Vonden jullie het verhaal leuk? Het beviel mij zeer. Welke deugd leert het (je)? Ik denk dat het verhaal in de eerste plaats dapperheid leert. Vertel mij het verhaal eens. Jij kent het al en de hitte van de zon maakt mij te loom. Mlj is dit verhaal zeer goed bekend, maar soms heb ik gemerkt, dat je niet alles wat je gelezen hebt, had begrepen. Daarom moet je dit verhaal vertellen. Zich een beetje in de schaduw schuivend begint Marcus ongeveer met deze woorden: Koning Tullus Hostilius die dacht dat zijn stad door rust verslapte, besloot zijn burgers ten oorlog te roepen. Ook gebeurde het toevallig dat de Romeinen uit Albaans gebied en de Albanen uit het Romeinse plunderden. Dus zijn er gezanten gestuurd om een schadevergoeding te eisen/de zaken terug te eisen. Onverrichter zake zijn ze echter teruggekeerd. Toen moest de oorlog verklaard worden. De oorlog werd van beide kanten met inspanning van alle krachten voorbereid; hij leek echter het meest op een burgeroorlog/hij vertoonde zeer grote gelijkenis met een burgeroorlog, omdat de Romeinen uit de stamboom van de Albanen geboren waren. De strijd zou zeer ongelukkig geweest zijn als hij in een slag uitgevochten zou zijn. Maar voordat de legers de slag aangingen riep de aanvoerder van de Albanen Tullus tot een gesprek op. Hij zei tegen Tullus dat er zonder grote nederlaag en zonder veel bloed van beide volkeren om de heerschappij gestreden moest worden. Toevallig waren er in de twee legers toen ( = toenmalige legers) drielingen, die in leeftijd noch in kracht ongelijk waren, de Horatii en de Curiatii. Met de drielingen hebben de aanvoerders afgesproken om iedereen voor eigen vaderland met het zwaard te vechten. Om te voorkomen dat later het ene volk met het andere vocht, moest een verdrag gesloten worden. Dit eerbiedwaardige verdrag is het oudste in onze herinnering. Inderdaad is de herinnering aan geen enkel verdrag ouder, Marcus. Hoewel je ons over het gevecht zelf nog niets verteld hebt, heb je terecht betoogd over die zaken die eraan voorafgegaan waren. Nu echter moeten we eten. Later zul je me meer moeten vertellen.