Hoofdstuk 17, opdr. 2
1 Eos - Civilis heeft hen bijeengeroepen.
2 Eorum - De wapens van hen/hun bevallen Civilis niet.
3 Eam - Ik heb dat geld aan de/mijn zoon gegeven.
4 Illi - Moeder beloofde haar een mooie stola.
5 Istis - De woorden van hem/Zijn woorden bevallen de jongeman niet.
6 Istius - Wij hebben een deel van dat werk afgemaakt.
7 Haec - Deze woorden maken een slaaf bang.
8 Haec, ista - Deze tafel is mooier dan die tafel.
9 Illum - Civilis begon deze samenzwering
10 Eius - Ik kende de gedichten van hem goed.