Hoofdstuk 16, tekst 1: Over glas
Marcus Valerius Celerinus wachtte al lang op Marcus Claudius Flavus, een oude vriend. Hij was bezorgd, omdat het hevig hagelde en Claudius laat was. Eindelijk zag hij dat zijn vriend aankwam en ontving hem. 'O, Claudius,' zei hij 'ik ben blij dat je ongedeerd bent. Ik hoop dat de lastige reis jou niet geschaad heeft.' Claudius antwoordde slechts dat hij nat was geworden. Hij keek rond en zei: 'O Celerinus, ik geloof dat jij ook veel waard bent, want jouw zaken maken je rijk .' 'Zo is het,' antwoordde Celerinus 'het glas is goede handelswaar. Bekijk zelf wat ik verkoop.' Claudius nam de glazen beker en bekeek hem zorgvuldig. Plotseling viel de beker uit zijn natte hand. Hij werd rood en hij zei tegen zijn vriend: 'Ojee, de beker is gebroken.' Celerinus lachte en hij antwoordde 'Ik vind het niet erg, ik heb genoeg glazen bekers.' 'Ik bedank jou ' zei Claudius 'Ik ben blij dat je menselijker bent dan Vedius Pollio. Je kent toch wel het verhaal van die wrede man?' Celerinus antwoordde dat hij het verhaal niet kende. Toen Claudius:'Vedius Pollio was een zeer rijke man en had veel glazen bekers. Ooit had hij Caesar Augustus naar de maaltijd uitgenodigd. Het eten en de wijn bevielen Caesar zeer. Plotseling brak een van de slaven een glas. Vedius was zeer boos; hij zei tegen de andere slaven:'Pak die stomme jongen en maak hem af. Want hij is het leven helemaal niet waard' De jongen echter viel voor de voeten van Augustus en smeekte hem om bescherming. Toen verzekerde Caesar:'Geen glazen beker is meer waard dan een leven. Jij Vedius, kun jij voor de ogen van Augustus een mens doden omdat hij een glas brak?' Vervolgens beval hij de slaven de jongen te sparen en alle glazen van Pollio te breken.'