Hoofdstuk 6, oef. 2
1. a. uit zin 1: contendebant = gingen
uit zin 2: ambulabant = wandelden
spectabant = keken
salutabant = groetten
b. intraverunt = gingen binnen/op
c. postremo = tenslotte
2. a. regel 4,5,6,7
b. 8
c. Subito = plotseling
3. a.regel 15, Tandem = eindelijk
b.prensavit = greep
clamaverunt = riep
titubavit = wankelde
c. Statim = meteen, onmiddelijk
Sed = maar