Hoofdstuk 5, vertaling 2: De maaltijd
Vader en de gast gaan de eetkamer in.
Nu komen ook moeder, opa, Claudia en de tweeling binnen.
De senator ziet de schildering op de muur. ' wie heeft de schildering gemaakt?
Een Griekse schilder? De schildering is mooi, de schildering bevalt mij zeer'.
Op de schildering staat een man.
Hij staat tot aan zijn middel in het water. Boven zijn hoofd hangen druiven.
Hij steekt tevergeefs zijn hand uit, hij kan de druiven echter niet aanraken.
'Op de schildering staat Tantalus' zegt Lucius.
'hij heeft heel erg dorst en honger omdat...
'Zwijg' zegt moeder, dat weet de senator zelf wel.
'jazeker' antwoordt de senator, ik ken het verhaal. Jij, Lucius, jij bent een
knappe jongen'.
Nu gaan alle mensen aanliggen.
Ze wachten op de maaltijd.
De slaven gaan echter niet naar binnen.
Iedereen wacht tevergeefs.
'Nu zijn wij Tantalus,' lacht de senator.
Maar vader zegt: 'kom slaven, waarom zijn jullie zo laat?
Wij wachten op de maaltijd, en hebben honger'.
De slaven horen de meester en komen eindelijk binnen.
Ze zetten de tafel neer.
Op de tafel staat zeer goed eten.
Iedereen eet en drinkt.
Vader vraagt aan de gast: ' vriend, bevalt de maaltijd je'
'jazeker, het eten bevalt mij zeer, Flavus, het eten is zeer goed'.
'bevalt ook de wijn je?'
'De wijn bevalt mij zeer, de wijn is zeer goed'.
Na de maaltijd staan moeder en Claudia op, en zeggen 'kom jongens Ga de
eetkamer uit.
Vader en Metellus willen een gesprek hebben'.
Moeder en Claudia en de zonen verlaten de eetkamer.
Ook opa gaat de eetkamer uit.
Vader en de senator blijven echter in de eetkamer.