Hoofdstuk 1, vertaling 2: Claudia
1 Claudia is dochter.
2 De dochter wandelt door het huis.
3 Het meisje zoekt vader.
4 Vader zit in het werkvertrek.
5 De dochter begroet vader.
6 Vader begroet de dochter.
7 Moeder is in de tuin.
8 Moeder ziet Claudia en roept de dochter.
9 Claudia gaat de tuin binnen en begroet moeder.
10 Het meisje vraagt: ‘Waar zijn Marcus en Lucius?’
11 Moeder weet het niet.
12 Moeder ziet Marcus en Lucius niet.