Hoofdstuk 13, vertaling 1: Op de binnenplaats
Marcus en Lucius hadden het enorme landgoed van Plinius bekeken. Tenslotte bracht de oude vilicus hen naar de grote binnenplaats. Op de binnenplaats zagen de jongens enkele karren. Op elke kar waren manden vol met druiven. ‘De druiven zijn zeer goed’ zei de vilicus. ‘Uit dergelijke druiven persen wij zeer goede wijn.’ Intussen hadden sterke slaven de manden één voor één uit de karren getild. Ze droegen de zware manden naar een laag gebouw. Ze gingen naar binnen en na korte tijd brachten ze de lege manden terug naar de karren. De tweeling ging naar het gebouw. Daar werkten een groot aantal slaven. De slaven waren vrolijk: vrolijk zongen ze liederen over zoete wijn. Allen waren zeer druk bezig: Sommige slaven brachten druiven ernaartoe, anderen vingen het druivensap op in amforen en vervolgens droegen ze de amforen naar de binnenplaats. De jongens zagen drie hoge kuipen middenin het gebouw. Slaven stortten de druiven uit de manden in de kuipen. In de kuipen stonden jonge slaven en zij persten met blote voeten de druiven uit. Marcus zei tegen de vilicus: ‘Ik zou de taak van die slaven graag op mij willen nemen. Is het mij toegestaan? De vilicus antwoordde: vraag het aan Plinius. Kom terug zodra onze heer jullie toegestaan heeft in de kuipen te gaan staan, maar was eerst je voeten!’ ‘Later,’ zei Lucius ‘Nu wil ik de andere gebouwen van de villa zien.’ De jongens gingen met de oude vilicus naar een ander deel van de binnenplaats, waar zij enorme voorraadvaten zagen. De vilicus legde uit ‘In de voorraadvaten zit de nieuwe wijn. De nieuwe wijn kunnen wij nog niet drinken. Goede wijn heeft gedurende verscheidene jaren gerijpt.’ Plotseling naderde een slaaf. ‘Wat doe je?’ vroeg de vilicus. De slaaf zei ‘De meester beval mij zeer goede wijn naar hem te brengen, omdat hij met een dierbare gast een paar uren wil doorbrengen in aangename rust. ‘Wat?’ Riep Lucius uit. ‘In aangename rust? Plinius en vader zijn toch niet hoogbejaard of bijna dood? Kom, Marcus! Het is nodig de rust van die slome, oude mannen een beetje te verstoren.’