Tekst 25: Caesar in de voorste linie
Categorie: Boek > Bello Gallico > Boek 2
Caesar was dadelijk na de toespraak tot het tiende legioen naar de rechter vleugel gegaan. Daar zag hij dat de soldaten het zwaar te verduren hadden. De manschappen van het twaalfde legioen hadden de veldtekens bij elkaar gezet en stonden zelf zo dicht opeen gedrukt, dat ze zichzelf en elkaar in de weg stonden bij het vechten. Van de vierde cohorte waren alle centurio's en één vaandeldrager gesneuveld; een veldteken was verloren gegaan; van de andere cohorten waren bijna alle centurio's of gewond of gedood; één van hen, Publius Sextio Baculo, een zeer dapper man, was zo uitgeput door vele en ernstige verwondingen, dat hij zich niet meer recht kon houden; anderen werden minder actief en enkele soldaten van de achterste gelederen liepen weg uit het gevecht of hielden zich buiten schot. De vijanden zetten al klimmende niet alleen aan het front hun aanval gestadig voort, maar oefenden ook op de flanken zware druk uit. Toen Caesar merkte dat de situatie kritiek was en dat hij geen reservetroepen, die hij tot steun kon zenden, had, pakte hij een soldaat van de achterhoede zijn schild af (hij had het zijne niet bij), reed naar de voortste linie, riep de centurio's ieder bij hun eigen naam, spoorde de andere manschappen aan, gaf het bevel tot de aanval en liet de manipels afstand nemen, zodat er weer plaats was om het zwaard te hanteren. Zijn komst bezielde de soldaten met nieuwe moed en hoop.