Hoofdstuk 3-2,Tekst D: Tweemaal heb ik de stad gered (76)
Categorie: Boek > Examenboeken > 2004: Vita Activa
Dus die ene dag, op welke dag het Romeinse volk mij heeft geëerd door mij vanaf de (stads)poort naar het Capitool en vandaar naar (mijn) huis te begeleiden met zijn grote aantal en blijdschap, was voor mij tot een zo'n grote vreugde, dat het schijnt dat dat misdadige geweld van jou door mij niet alleen niet had moeten worden verdreven, maar zelfs gestimuleerd had moeten worden. Hierdoor heeft die ramp, als het zo genoemd mag worden, dit hele soort van kwaadsprekerij uitgeroeid, opdat / met de waarschuwing dat niemand het meer durft / moet durven mijn consulaat, dat door zovele, zo grote, zo illustere oordelen, getuigenissen en gezaghebbende personen is goedgekeurd, te bekritiseren. Maar indien jij in die kwaadsprekerij van jou mij niet alleen geen enkel verwijt voor de voeten werpt, maar zelfs mijn lof / roem glans geeft, wat waanzinnigers dan jij kan er dan bestaan of verzonnen worden? Want met één lasterpraat geef je toe dat het vaderland door mij twee keer gered is: één keer, toen ik dat gedaan heb, waarvan allen niet zeggen dat het niet aan de onsterfelijkheid, als dat kan gebeuren, toevertrouwd moet worden, (dat, waarvan) jij hebt gemeend dat het met een zware straf gestraft moest worden, de tweede keer, toen ik de razende aanval van jou en naast jou van velen op alle goeden met mijn lichaam heb opgevangen, opdat ik niet de staat die ik ongewapend had gered, gewapend in gevaar zou brengen.