Tekst 5.7: Wie zoekt, die vindt
Maar Linus zag zijn zorgen en dacht uiteindelijk bij zichzelf: "Waarom is mijn meester zo angstig? Waarom gaat hij elke dag voor ons naar de wijngaard? Waarom blijft hij er gedurende zovele uren en keert hij steeds na ons terug?
En waarom houdt hij altijd vanop een afstand dezelfde plaats in het oog?
Ik zie daar niets. Dus onder de grond moet iets verborgen liggen. Bewaart hij zijn geld daar?"
En dus wacht hij de duisternis af en haast zich dan heimelijk naar de wijngaard. Hij vindt de welbekende plaats weldra terug en graaft daar dadelijk een kuil. Kijk, weldra verschijnt de grote pot! Gauw opent hij de pot. Goede goden! Wat ziet hij? Goudstukken, goudstukken en goudstukken! Maar wat nu? Hij denkt
gedurende een heel uur bij zichzelf na en hij bedenkt steeds nieuwe plannen. Uiteindelijk roept hij uit in het Grieks: "Eureka!"
Dan neemt hij zijn buit op zijn schouder en haast zich met die pot naar de stad.