Tekst 4.2: Marcus wil trouwen, maar...
C. Wat hoor ik over jou, Marcus? Onze buren zien je vaak met een meisje dat niet je zuster Cornelia is. Is jouw meisje die Aurelia Morosa die in de Via Nova woont?
M. Zij is het niet, vader.
C. Ik vind het jammer dat het niet Aurelia Morosa is. Want Aurelia bezit vele goede dingen. Het meisje echter dat je graag ziet, woont ook deze in de Via Nova?
M. Daar woont ze niet, vader.
C: Ik vind het jammer dat ze niet in de Via Nova woont. Want de families die daar wonen, zijn allen rijk. Maar heeft jouw meisje veel goud?
M. Ze heeft geen goud, vader.
C. Heeft ze minstens zilver?
M. Ze heeft ook geen zilver, vader.
C. Bezit ze minstens andere goede dingen?
M. Ze bezit niets, vader.
C. Maar als ze noch goud noch zilver noch ander goede dingen bezit, waarom hou je dan van haar? Je bent dom!
M. Ik ben helemaal niet dom, vader. Ik hou van haar omdat ze uitstekend is en vrolijk en mooi en eerlijk en …
C. Enzovoort enzovoort… Je vertelt domheden en je bent dom. Want dat meisje bezit niets, Aurelia Morosa echter bezit goud en zilver en veel
ander goeds.
M. Maar die Aurelia is lastig en ijdel en gierig. Ze bevalt me helemaal niet.
C. Maar die vriendin van jou bevalt mij nog veel minder, want ze bezit niets. Ik verbied je van haar te houden. En ik verbied je naar haar te gaan
en met haar uit te gaan! Hoor je me?
M. Ik hoor je goed, vader. Je kan me verbieden naar haar te gaan en met haar uit te gaan. Maar ik kan helemaal niet van haar houden, zoals ook jij, vader, niet kan niet houden van je goud. Liefde immers is een grote god en kan meer dan wij. Als jij dat niet weet, ik weet het en mijn vriendin weet het. Zij die echt beminnen, weten het. Verbied je me naar haar te gaan of met haar uit te gaan? Goed: ik blijf thuis en wacht af. Tot ziens, vader