Georgica 2, 458-474
O overgelukkige boeren, als jullie maar wisten hoe gelukkig jullie zijn. De rechtvaardige aarde zelf, ver van alle tweedracht door de wapens, brengt voor jullie gemakkelijk voort te brengen voedsel voort. Bij jullie is er dan wel geen hoog huis met grote deur, en spuwt die geen reusachtige golf met de hand groetende mensen, noch zijn er mooie pijlers met gekleurde schildpad belegd, ook geen gouden tapijten of Korinthisch brons, noch witte wol gekleurd in het paars, noch olijfolie tot smaak gebracht met kaneel, maar wel is er veilige rust en een leven die niet mis kan lopen, verschillende leuke werkjes, maar ook uitgestrekte gronden, grotten en frisse vijvers, koele dalen en het loeiende vee en de zoete slaap onder de bomen. Daar zijn Alpenweiden en holen van beestjes, en de jeugd die kan werken, offertafels voor de goden en heilige oude mannetjes. Iustitia liet de laatste resten op aarde achter.