Les 21, oefening 29
1) Wij kunnen de verstandige mensen als gelukkig beschouwen, en onverstandige als rampzalig
2) De dood is het einde van alle pijnen van het leven
3) Niet iedereen vertrouwt iedereen.
4) De burgers gaven gewillig geld aan de arme boeren.
5) In sparta stuurden de moeders de zonen gewillig naar de gevaren van de oorlog.
6) Iedereen gehoorzaamde gewillig aan Cyrus.
7) Vroeger offerde de schippers een donker rund aan Poseidon wegens de zeevaart.
8) De leider dwingt de soldaten ook onwillig te strijden
9) Donkere nachten zijn nuttig voor moordenaars.
10) Van iedere daad is het begin moeilijk.
11) Zelfs in de zwarte nacht worden de muren van de stad bewaakt door betrouwbare bewakers.
12) Laten wij vertrouwen op kundige leiders.
13) Verspreid over heel Griekenland waren de Atheners zeer beroemd
14) Kuros werdt getroffen, in plaats van zijn broer die heerste over alle Perzen.
15) Dikwijls doodde de goden burgers ongewillig met overmoed.
16) Laten wij runderen offeren aan Zeus, aan de koning van alle goden en mensen
17) De Grieken gingen vroeger naar de koning in de stad.
18) De ouders van Achilleus waren Peleus en Thetis.
19) Alle Atheners verheugden zich over de verstandige overwinning.
20) Vele waren vroeger godheden, ze zijn ze dat niet meer.