Les 6, verhaal: De zeevaart en de zee
De heer beveelt zijn slaven het schip naar zee te trekken en de lading(en) er naar toe te dragen, omdat hij van plan is de lading naar andere landen te brengen. De zeemannen verlaten hun huizen, om aan boord van het schip te gaan; broers en zussen, jongens en meisjes doen hen uitgeleide.
De gevaren van de zeevaart bezorgen angst aan hen, want dikwijls sterven (er) zeemannen op zee. Zij gaan naar de tempel, om geschenken te BRENGEN NAAR de goden van de zee en te offeren, en zij zeggen:"Goden, voor de zeevaart BRENGEN WIJ geschenken NAAR jullie tempel. LUISTERT naar onze gebeden en WEEST ons welgezind: REDT ons uit de gevaren, die in de zee op ons wachten. BESCHERMT ons schip, opdat de stroming en de wind ons niet tegen de rotsen werpen. Verlaat ons niet."
De zee bezorgt de stuurman nooit angst; hij zegt tot de zeemannen: "Vrienden, waarom zijn jullie bang (hebben jullie angst)? Laten wij op de goden vertrouwen, opdat zij ons beschermen en redden uit de gevaren. Vertrouw ook op mij, want ik ben ervaren in stromingen op zee en de winden. "
De zeemannen hebben geen angst meer en varen uit.