Les 41, oefening 54 (versie 1)
1. Het is prettig te vernemen dat een vriend het goed maakt.
2. Ik heb haar nooit horen zingen.
3. Wie van jullie vond de oude man toen hij vermoord was?
4. Toen we bij de stad aankwamen vonden we de poorten op slot.
5. Ik ben blij dat jullie veilig aangekomen zijn.
6. Waar en wanneer, vriend, heb jij Sokrates horen spreken over de deugd?
7. Houd op met schrijven en sta op.
8. Wij zagen in dat alles wat hij zei waar was.
9. Houd op met snateren, meisje, en scheer je zo snel mogelijk weg.
10. Jullie hebben er goed aan gedaan hierheen te komen, vrienden.