Les 24, oefening 33
1. Laten wij gezanten naar de generaal van de vijanden toezenden.
2. De tempels van de Perzen stonden op de bergen.
3. Langs die rivier waren vroeger veel steden, groot en welvarend.
4. Het was niet veilig voor strijdenden om onder de bomen te vluchten.
5. De veldheer leidt de soldaten op de vijanden af.
6. Goede burgers handelen altijd volgens de wetten, nooit in strijd met de wetten.
7. Laten wij gewillig te velde trekken, makkers, op de vreemden af, zodat zij ons land niet te gronde richten.
8. Ontbiedt de gezanten, die van de kant van de vijanden komen, opdat zij met ons onderhandelen over vrede.
9. De soldaten marcheerden langs een rivier, die de Eufraat heette.
10. De bode is naar ons toegekomen op een snel paard.
11. Uit alle steden van Griekenland waren gezanten naar Athene gekomen.
12. Aan de voet van die berg was een grote stad, waarin wij weinig dagen bleven.
13. Strijdend ter verdediging van het vaderland, werden vele Grieken door de perzen gedood.