Les 15, oefening 23 (versie 1)
1. De redenaars spreken dikwijls veel over kleine dingen.
2. De jongens van de Spartanen waren beroemd door hun dapperheid in de strijd.
3. De dienaren leidden ons om de tempels van de goden heen.
4. De koning is van plan om door middel van herauten over vrede te spreken.
5. Wij waren zeer blij met die mooie geschenken.
6. Die strijd is ter verdediging van jullie vaderland.
7. De vreemdelingen gooiden van de rotsen lansen naar de Grieken.
8. We zouden in dit land kunnen blijven door toedoen van de koningin.
9. De Atheners heersten verspreid over zowel land als zee over veel Grieken.
10. Om Griekenland heen liggen veel eilanden.
11. De zon is boven ons.
12. Na die inspanningen bleven wij twee dagen met weinig vrienden in het kleine huis van de boeren.