Les 14, oefening 22
1. De soldaten van de Grieken hadden lange speren in hun handen.
2. Het was onmogelijk het leven van de oude man te redden.
3. In de winter was de zeevaart vroeger moeilijk of onmogelijk voor de zeelui.
4. De Perzen offerden aan het vuur, want het vuur beschouwden zij als een godheid.
5. In Griekenland offerden de zeelui dikwijls aan Poseidon, de meester van de zee, opdat stormen hun en de schepen van hen niet te gronde zouden richten.
6. De jongens verheugden zich zeer over de kleine honden.
7. De Cyclopen waren reuzen; zij offerden niet aan de goden.
8. Moge jullie niet meer op die redenaars ginds vertrouwen, maar op deze wijze oude mannen."
9. Honden zullen waarschijnlijk zelfs (aan) leeuwen angst verschaffen.
10. De boeren droegen water uit de rivier naar de velden.
11. De soldaten moeten de aanvoerders vertrouwen.
12. De namen van veel Grieken zijn beroemd.