Tekst 4.2: Coriolanus breekt met zijn vaderstad
Toen aan de grenzen alle oorlogsdreiging verdwenen was en op binnenlands vlak het conflict opgelost leek, overweldigde een veel grotere kwaal de stad: eerst de hoge graanprijs en daarna hongersdood. In elk geval zouden de slaven en ook het plebs omgekomen zijn, als de consuls niet naar alle windstreken mannen hadden gestuurd om op de staatskosten graan te kopen.
Toen tenslotte een grote vracht graan vanuit siciliƫ aangevoerd was, werd er in de senaat hevig gediscussierd tegen welke prijs het aan het volk gegeven moest worden.
Vele edelen zeiden:"de tijd is aangebroken om het volk te onderdrukken en de rechten terug te winnen die zij ons met hun afscheiding afgeperst hebben."
Marcius Coriolanus, de vijand van de macht van de volkstribunen, overtrof echter allen in hardvochtigheid. Hij was immers van oordeel dat men het graan niet aan het volk mocht geven, tenzij het onvoorwaardelijk afzag van de macht van de volkstibunen.
Maar dit idee scheen zelfs de senaat te hard en het wekte bij het volk zo'n grote woede op, dat het bijna naar de wapens greep. Om het volk zijn zin te geven, verbande de senaat dan ook Coriolanus, hoewel hij een machtig man was. De Volscen, de aloude vijanden van de romeinen, ontvingen hem met open armen.
Enkele jaren later verklaarden de Volscen onder leiding van Coriolanus de oorlog aan de romeinen. met een enorm leger drongen ze het romeins grondgebied binnen en weldra sloogen ze zelfs hun kamp op, precies voor de poorten van de stad. Er zat voor de senatoren en het volk niet anders meer op dan met Coriolanus vredesonderhandelingen te voeren.