Tekst 1.9: De voorspelling van het onheil
Categorie: Boek > Tablinum > Oude Druk
Toen kwam het woord van de Heer tot de profeet Elia: "Sta op en ga naar
koning Achab. Kijk, hij heeft zich begeven naar de wijngaard die vroeger van
Nabot was. Je zult hem het volgende zeggen: Ben je hierheen gekomen, nadat je
hebt gemoord, om de erfenis in ontvangst te nemen? Hoor het woord van de Heer:
op dezelfde plaats waar de honden het bloed van Nabot gelikt hebben, zullen ze
ook jouw bloed likken." En dus ging Elia naar Achab toe. Toen deze hem
gezien had, riep hij uit: "Heeft mijn vijand mij alweer gevonden?"
Elia antwoordde: "Ik heb je gevonden, omdat je zo'n grote misdaad hebt
begaan. Daarom zegt de Heer nu tegen je: Ziehier, ik zal je onder rampen
begraven en ik zal ook te keer gaan tegen jouw huis, omdat je mij hebt
uitgedaagd en mijn volk ertoe hebt gebracht om misdaden te begaan. En tegen de
koningin Jezabel zegt de Heer: De honden zullen je verslinden op het marktplein
van de stad Jizreƫl en niemand zal je begraven." Toen hij deze
bedreigingen had gehoord, kleedde Achab zich, nadat hij zijn kleren had
verscheurd, in een ruwe zak en vastte hij. En de Heer sprak tot Elia:
"Omdat Achab zich voor mij heeft neergeworpen, zullen die rampen hem niet
treffen wanneer hij in leven is, maar na zijn dood zal ik zijn huis treffen met
rampen.