Tekst 1.8: De misdaad van Jezabel
Toen schreef Jezabel in naam van de koning een brief, die ze, verzegeld met
het koninklijk zegel, verstuurde aan de leiders van de stad Jizreël. De inhoud
van die brief was de volgende: "Roep het volk bijeen en geef Nabot een
zetel vooraan. Vervolgens moeten er enkele mannen naar voren komen en hem
beschuldigen van majesteitsschennis. Veroordeel hem dan ter dood en stenig
hem." De leiders van de stad Jizreël deden wat de koningin hen had
voorgeschreven. Toen het volk dus bijeen was geroepen, gaven ze Nabot een zetel
vooraan. Daarna kwamen er enkele valse getuigen naar voren en beschuldigden hem
van majesteitsschennis. Om die reden is Nabot ter dood gebracht, uit de stad
geleid en gestenigd. En de honden likten zijn bloed. Toen meldden de leiders van
de stad aan de koningin: "Nabot is gestenigd en hij is dood." En op de
hoogte gebracht van de dood van Nabot, zei koningin Jezabel aan de koning:
"Sta op en neem bezit van die wijngaard die Nabot jou niet wilde verkopen.
Want hij is dood en al wat hij bezat, is aan jou toegevallen. Dus nam Achab de
wijngaard van Nabot in zijn bezit.