Tekst 7.6: Caligula
Hij veroordeelde vele mannen van hoge stand voor een lichte of geen misdaad tot in de mijnen of wegenwerken of tot de wilde dieren. Hij dwong de ouders om bij de foltering van hun kinderen te zijn. En toen een vader als excuus zijn gezondheidstoestand aanvoerde, stuurde hij een draagkoets om bij de foltering van zijn zoon te kunnen zijn. Hij nodigde een andere onmiddellijk na het schouwspel van de foltering van zijn zoon uit voor een feestmaal en hij spoorde hem aan tot vrolijkheid en grappen. Ooit beval hij dat een Romeinse ruiter, die voor de wilde dieren was gegooid, uit de arena werd geleid, toen hij riep dat hij onschuldig was en dat zijn tong werd afgesneden en dat hij terug werd geleid naar de arena. Toen hij op een bepaalde dag tijdens een feestmaal plots uitgebarsten was in luid gelach en de consuls, die naast hem lagen, vriendelijk vroegen waarom hij toch zozeer moest lachen, zei hij:" Waarom anders dan omdat een hoofdknik van mij elk van jullie gekeeld kan worden?" Hij ontbood 3 oud consuls op een bepaalde nacht tijdens de 2e nachtwake naar het paleis. Wanneer deze in paniek en vrezend voor hun leven, aanwezig waren, sprong hij plotseling tevoorschijn met luide muziek van fluiten en danst gedurende lange tijd en daarna stuurde hij de oud consuls naar huis terug te keren. Het is dus niet wonderlijk dat hij weldra een enorme haat tegen zich uitlokte en dat er genoeg waren die een moord op hem beraamden. Maar de ene na de andere samenzwering werd voortijdig ontdekt. Toen de anderen wegens gebrek aan kansen twijfelden, beraamden 2 tribunen van de praetoriaanse cohorte, Cassicus Chaerea en Cornelius Sabinus, een moordplan en gingen tot de actie over, niet zonder medeweten van de machtigsten uit de vrijgelatenen en van de bevelhebbers van de keizerlijke wacht, omdat ze zelf ook, valselijk in een bepaalde samenzwering waren vernoemd en hoewel ze vrijgesproken waren van schuld toch zich verdacht en gewantrouwd voelden.