Hoofdstuk 13, opdracht 4
Categorie: Boek > Roma > Boek 1
1 De slaaf,die niet vlucht, is onverstandig.
2 De tempel, die in de stad staat, is van Iuppiter.
3 Vergilius,die alle Romeinen kenden,woonde in de stad Rome.
4 De mensen, die de goden straffen, zijn ongelukkig.
5 Iuppiter, voor wie Iarbas tempels bouwde, is almachtig.
6 Het lied, waarover jullie vertelden, ken ik niet.
7 De heer, van wie ik slaaf was, is nu dood.
8 De tempel, waarin het beeld van de god is, is hoog.
1 qui 2 quod 3 quem 4 quos
5 cui(vragend voornw) 6 quo(vragend voornw) 7 cuius 8 quo