12, Agathon geeft een feestje
Luister, Hipparchos, luister. Maar ik hoor jou, Theopompos. Hipparchos, ik en blij dat jij mij al hoort! Want de mensen zij zeer rumoerig. En ook ben ik blij dat jij aanwezig bent! Want ik ben alleen, en de vrienden zijn nog niet aanwezig. Waar zijn Melesias en Chairefon , onze vrienden? Kijk1, daar zijn ze - Vrienden, kom dichterbij ons. Hipparchos en Theopompos, wij komen al dichterbij. Wij zijn blij dat jullie ons roepen! Want wij zoeken jullie. Onze vriend, Agathon, de dichter, stuurt ons. Maar Melesias, waarom zoeken jullie ons dan? Want jij bent gelijk de bode in de tragedies! Want ook de bode zegt bijvoorbeeld altijd: "Ze sturen mij" of " ik met de tegenslag van de bode" of ook "ik breng nieuwe berichten". Dus de bodes houden ervan ellendes te melden. En afschuwelijke angst bezit mij. Jouw woord is niet serieus, vriend, maar jij maakt grapjes. Het is duidelijk dat jij nog vol bent van angstaanjagende tragedies van de dichters. Ja, bij Dionysos zijn wij nogal vol van de woorden van de dichter. Want Agaton, jullie vriend, maakte mooie tragedies. Want de kunde van hem is bewonderingswaardig. Jij hebt gelijk! Want wij zijn het erg met de juryleden eens, omdat Agathon, jullie vriend, de krans waard is. Maar jullie, zeg eens waarom stuurt Agathon jullie? Hij bereidt een maaltijd voor, en verziekt de vrienden mee te dineren! Ga dus met ons mee en haast je! Het is al tijd voor de maaltijd. De dichter roept toch mij ook niet? Want jullie zijn vrienden van hem, maar ik niet. Ben jij dan zijn vijand? Nee, bij God, ik ben niet zijn vijand, maar bewonder hem, Chairefon. Zeur dan niet, maar ga zonder uitnodiging met ons mee. Waar wachten wij dan nog op? En waarom gaan wij dan niet naar de maaltijd? Want wij zijn de vrienden van de dichter.