Hoofdstuk 11, opdracht 10 (versie 1)
Categorie: Boek > Roma > Boek 1
Tijd:
adhuc (nog steeds)
numquam (nooit)
semper (altijd)
iterum (opnieuw)
umquam (ooit)

Plaats:
ibi (daar)
huc (hierheen)
ubique (overal)
undique (aan/van alle kanten)