Hoofdstuk 56, vertaling: Een naam met een voorspellende betekenis
In huizen van rijke Romeinen werden vele dieren gevonden (waren vele dieren te vinden): niet alleen honden die handig waren voor het bewaken van het huis en hondjes, lievelingetjes van hun bazinnetjes, maar ook vogels van elke soort, die vrij her en der fladderden, apen, die de vrolijkheid vergrootten; ja zelfs huiveringwekkende slangen kropen tijdens de maaltijd rond de tafels en aten stukjes voedsel uit de handen van hun baasjes.
En van al die dieren werden hondjes het meest vertroeteld, die meestal een prettiger en zachter leven hadden dan de honden die de huizen en meesters bewaakten: bij de deur van het huis staat de trouwe Molossus; doordat hij gromt en zijn tanden ontbloot, jaagt hij onbekende mensen weg, die de woorden PAS OP VOOR DE HOND waarschuwen niet dichterbij te komen; toch wordt hij met kettingen vastgehouden, terwijl een schoothondje op een zachte stoel ligt en tukjes doet. Soms hadden die schoothondjes eigen slaven, en niet zelden werden ze na hun dood in marmeren graven begraven.
Onder de schrijvers die van die hondjes melding maken, vertelt Cicero1, die bekende Romeinse redenaar, over een of ander hondje, waarvan het bazinnetje Tertia was, de dochter van consul L. Paullus. In die tijd hadden de Romeinen oorlog met Persa, de koning van Macedoniƫ. Voor het voeren van die oorlog werd de vader van Tertia door het lot aangewezen. Juist op die dag, dat Paullus tegen de avond van de senaat naar huis terug keerde, trof hij zijn dochtertje bedroefd aan. "Wat is er," sprak hij, "mijn Tertia? Wat ben je droevig?" "Pappie," zei ze, "Persa is doodgegaan." Toen sprak hij, nadat hij het meisje omhelsd had: "Ik accepteer het (als een) voorteken, mijn dochter." Diezelfde naam Persa had namelijk dat dode hondje gehad.
Inderdaad werd koning Persa (die ook Perseus of Perses genoemd wordt) met zijn leger in het honderdachtenzestigste jaar voor (de geboorte van) Christus door Paullus verslagen.
SPREEKWOORD
De naam is een voorteken.