Hoofdstuk 48, vertaling
Twee artsen, waarvan de één doof, de ander eenogig was, hadden op straat dit gesprek: E: gegroet Gnae; hoe maak je het? D: wat zeg je? E: ik beveel je gezond te zijn. D: ik weet niet wat jij me beveelt; maar ik ben een vrij man, beveel je slaven. E: jij hebt niet gehoord wat ik zei: ik beveel je gezond te zijn. D: en jij moge gezond zijn. E: hoe maak je het ? D: wat zeg je? E: ik vraag hoe je het maakt. D: goed zoals jij ziet. E: als jij het zo goed maakt, zoals ik zie, de helft van jouw is dan al ten gronde gegaan. (beiden lachen) E: is er iets nieuws? D: wat zeg je? E: ik vraag of er iets nieuws is. D: ik heb niets nieuws gehoord. E: waar kom je vandaan? D: wat zeg je? E: ik vraag waar je vandaan komt. D: ik heb zojuist Caecilium bezocht. - maar dat is een belachelijk man! E: waarom denk jij dat Caecilium een belachelijk man is? D: wat zeg je? E: ik vraag waarom je denkt dat Caecilium een belachelijk man is. D: ik zal jou zeggen: ik kom zijn slaapkamer binnen; ik zag een man door hevige koorts gekweld. Toen (zei) ik: “jij lijdt erg door koorts!”; maar die (zei): “als jij op een betere manier koorts kan lijden is hier een bed: toon mij, hoe jij goed koorts kan lijden”. (beiden lachen) E: waar ga jij nu heen? D: wat zeg je? E: ik vraag waar je nu heen gaat. D: ik ga naar Hortensius; hij lijdt hevig, zoals de slaaf van hem aan mij zei. E: aan welke ziekte is Hortensius ziek? D: wat zeg je? E: ik vraag hoe Hortensius lijdt aan de ziekte. D: ik weet het niet; ze berichtte mij zojuist dat ze niet kan liggen, ook niet zitten, en ook niet staan. E: dus blijft voor die ongelukkige slechts één ding over: hangen. D: ik zal gaan en de man jouw raad berichten. (beiden gaan lachend weg) Spreuken Vraag niet, wat er morgen gaat gebeuren. Hij slaapt goed, die niet merkt hoe slecht hij slaapt. Hoe goed je leeft is van belang, niet hoe lang. Niemand kan lang een masker dragen. Onder de blinden is eenogig koning. Zingen voor dovemansoren.