Hoofdstuk 43, vertaling
De schoolmeester en een paar jongens Meester: wat hebben wij gisteren op school gedaan, Titus? Titus: ik denk dat u behandeld heeft…(Titus zwijgt). Meester: ik begrijp het al! Jij hebt ongetwijfeld geslapen of aan andere dingen gedacht. Titus: (huilend) mijn meester, gisteren… Meester: zwijg! Jij zal gestraft worden! Andere jongens: (schreeuwend) Titus was gisteren niet op school, hij was ziek Meester: was jij ziek?! Waarom zei jij niets? Titus: u hebt zelf bevolen… Meester: zwijg. - Jij Aulus, antwoord: wat hebben wij gisteren gedaan? Aulus: U heeft gisteren aan ons een fabel van Phaedrus uitgelegd. Meester: zeg, alsjeblieft, Gaius: wie was die Phaedrus? Gaius: Phaedrus was een beroemd dichter, die, geboren in Macedonië, die later onder slaven van Augustus leefde. Augustus echter wilde dat hij vrij was; en daarom lezen wij in een opschrift van zijn gedichten: Van Phaedrus, vrijgelatene van Augustus, een boek van fabels in de tran van Aesopius. Meester: waarom schreef hij "Fabels in de tran van Aesopius"? Gaius: hij heeft de fabels van Aesopius uit het Grieks in het Latijn vertaald. Meester: jij hebt goed geantwoord - jij, Quintus, zeg het verhaal op, die wij gisteren lazen. Quintus: De vos en de druiven. Door honger gedwongen wil de vos een druiventros hebben van de druivenstruik, terwijl hij met alle macht springend: toen hij er niet bij kon zei hij terwijl hij wegging: “ze zijn nog niet rijp, ik wil niet bittere nemen”. Degene die met woorden afbreuk doen aan wat ze niet kunnen doen, zullen ze dit voorbeeld op zichzelf moeten toepassen. Meester: niet slecht. - hédaar , Marcus, wat vertelt de dichter aan ons in dit verhaal? Marcus: de dichter vertelt zodanige dingen: er was eens een vos, die lange tijd geen voedsel had kunnen krijgen. Plotseling zag hij een druiventros, maar de wijnstruik waar de druiventros aanhing, was hoog. En hoewel hij uit alle macht sprong, kon hij die niet te pakken krijgen. Hij wendde zich onverrichter zake af, zeggend: “de druif die nog niet rijp is, wil ik niet”. Meester: en wat wil de dichter met deze fabel duidelijk maken, Lucius? Lucius: naar mijn mening bied de dichter de mensen een voorbeeld: want ook de mensen zeggen dikwijls “ik wil dit niet doen” als ze iets niet kunnen doen; in werkelijkheid echter probeerden zij hun zwakheid met deze woorden te verbergen. Zilke mensen zijn net zo belachelijk als die vos. Meester: jullie hebben goed geantwoord, jongens. Nu zal ik jullie een ander fabel van dezelfde dichter uitleggen.