Hoofdstuk 39, oefeningen
Categorie: Boek > Redde Rationem
B1
b) ipsi= nom. plur. M.
c) ipse = nom. sing. M.
d) ipsum = acc. sing. M.

B2
a) isto = abl. sing. M van iste = die, dat
b) isti = dat. sing. F. van iste = die, dat
c) hanc = acc. sing. F. van hic = deze, dit
d) haec = nom. sing. F. van hic = deze, dit
e) haec = acc. plur. N. van hic = deze, dit

B3
a) het meisje verborg zich achter moeder; puella
b) de vrienden verbergen zich achter de bomen; amici
c) wat draagt Faustulus bij zich?; Faustulus
d) de rovers dragen vele dingen/veel zaken bij zich; latrones
e) Dis roept dat hij spoedig alleen in zijn rijk zal wandelen; Dis.
f) mensen denken dat ze zonder onze hulp niet kunnen leven; homines.
g) blijft
h) hetzelfde

B4
a) voc. sing. M.
b) ego - me
tu - te
se - se
nos - noster
vos -

C
b) colimur - van colere = vereren/verzorgen, 1 plur. ind. praes. pass. wij worden verzorgt/vereert
c) imminet - van imminere = dreigen, 3 sing. ind. praes. act. hij/zij/het dreigt
d) dubitabit - van dubitare = betwijfelen, 3 sing. ind. fut.act. hij/zij/het zal (be)twijfelen
e) coletur - van colere = vereren/verzorgen, 3 sing.ind.fut.pass hij/zij/het zal verzorgt/vereerd worden
f)colet - van colere = vereren/verzorgen, 3 sing.ind.fut.act. hij/zij/het zal verzorgen/vereren
g) agitur - van agere = doen, handelen, 3 sing.ind.praes.pass. hij/zij/het wordt geleid/behandeld.
h) vocatur - van vocare = roepen, 3 sing.ind.praes.pass. hij/zij/het wordt geroepen
i) infer - van inferre = aandoen, 2sing.imp.praes.act. jij moet aandoen/doe aan!
j) vis - van velle = willen, 2 sing.ind.praes.act. jij wil
k) noli - van nolle = niet willen,2sing.imp.praes.act. wil niet, jij moet niet willen!
l) servari - van servare = redden infinitivus praes. pass. gered te worden

D1
a) ipsi
b) quam ob causam
c) Aesculapius
d) tua, tua res
e) nisi
f) et te ipsum et nos omnes

D2
retorisch -> nonne quia... non posse (r10)
herhaling -> tua, o Iuppiter ... vocatur (r18)

D3
neerbuigend

D4
sarcastisch

D5
a) mensen denken dat ze zonder de hulp van de goden niet kunnen leven.
b) als de dood dreigt worden de goden extra aanbeden.