Hoofdstuk 39, vertaling: De redevoering van Minverva
Vervolgens stond Minerva, de godin van de wijsheid, uit haar zetel op en zij hield de volgende redevoering: Ik denk daar heel anders over, onsterfelijke goden, wanneer ik de situatie en onze gevaren overweeg en wanneer ikzelf de mening van Apollo opnieuw overdenk. Want niet alleen Dis, wij, goden van de Olympus, wij zelf verkeeren in gevaar. Jullie hebben de woorden van Apollo gehoord, hij zegt: Als veel mensen op aarde leven, worden wij door veel mensen vereerd. Maar ik vraag jou, mijn Apollo: voor welke reden vereren mensen ons? Toch zeker omdat ze denken dat ze zonder onze hulp niet kunnen leven? Toch zeker omdat ze bang zijn voor de dood? Want dán vereren mensen ons het meest en vragen ze het meest om onze hulp, wanneer de dood dreigt. Maar Dis schreef aan Jupiter dat menzen door Aesculapius van het gevaar de dood werden gered. Maar als dat waar is (en wie zal dat betwijfelen?) zal Aesculapius voortaan door de menesen vereerd worden, en wie zal dan nog Jupiter en de andere goden vereren? Jij, o Jupiter, jouw belang staat op het spel, jouw verering en de onze worden in gevaar gebracht door die kwakzalver. Mijn mening is de volgende: Jij, Jupiter, moet een man die zich met die zaak bezighoudt, hoewel hij de zoon is van een god, meteen de dood aandoen, tenzij jezelf toevallig de koning zonder volk wilt worden! Je moet niet én jezelf én ons allemaal beroven van de verering van de mensen.