Hoofdstuk 1, vertaling
Een slang in de tuin.
Marcus en Cornelia wandelen in de tuin. Cornelia ziet plotseling een slang en roept: "Marcus! Marcus!" Marcus vraagt: "Wat is er, Cornelia? Waarom roep je?" Het meisje roept: "Ik zie een slang!" Marcus vraagt: "Waar zie je de slang?" Cornelia wijst de slang aan. Dan roepen de jongen en het meisje: "Vader! Vader! Wij zien een slang in de tuin!" Vader hoort Marcus en Cornelia en komt snel naar de tuin. Hij vraagt: "Waar zien jullie de slang, Marcus en Cornelia?" Maar de jongen en het meisje zien de slang niet meer; de slang is al ver weg.