Tekst 7.5: De wolf en de hond
Categorie: Boek > Phoenix > Boek 3
Ik zal kort uitleggen hoe zoet de vrijheid is.
Een wolf, uitgeput door magerte, ontmoette toevallig een goed gevoede hond;
Toen ze vervolgens stil stonden om te groeten, zei de wolf:
‘Vanwaar, zei hij, glans jij zo?'
Of wat heb je gedaan voor zo'n lichaam?
Ik die verreweg de sterkste ben, sterf van de honger.’
De hond zei: ‘Dezelfde toestand is de jouwe,
indien je een gelijke taak voor een meester kan vervullen.’
‘Welke?’ zei hij. ‘dat je beschermer moet zijn van de voordeur,
en dat je ’s nachts het huis tegen dieven moet beschermen.’ Er wordt vrijwillig brood aangeboden; het personeel werpt brokken en iedereen geeft wat er overblijft. Zo wordt mijn buik gevuld zonder inspanning.’
‘Daartoe ben ik inderdaad bereid: nu verdraag ik sneeuw- en regenbuien,
terwijl ik in de bossen een moeilijk leven leid.
Hoeveel gemakkelijker is het voor mij onder een dak te leven
en mij rustig te verzadigen met rijkelijk voedsel!’
‘Kom dan met me mee.’ Terwijl ze verdergaan, bemerkt
de wolf de hals van de hond, die door een ketting afgesleten is.
‘Vanwaar is dat, vriend ?’ ‘Dat is niets.’ ‘Zeg het mij toch, als ik vragen mag.’
‘Omdat ik er woest uitzie, binden ze me overdag vast,
zodat ik zou rusten bij licht en zou waken, wanneer de nacht gekomen is.
Als ik bij de schemering losgemaakt ben, zwerf ik rond waar ik wil.
‘Zeg eens, als je zin heb ergens heen te gaan, mag dat dan?’
‘Niet helemaal,’ zei de hond. ‘Geniet dan maar van wat je prijst, hond.
Ik wil niet heersen, als ik niet vrij ben voor mezelf.