Tekst 11.4: Actaeon
Categorie: Boek > Phoenix > Boek 3
Actaeon, voorspoedige kleinzoon van koning Cadmus,
joeg op zekere dag met zijn gezellen in onbekende bergen. In het midden
van de dag sprak de uitstekende jager zijn gezellen zo toe: "Vrienden, de netten en speren zijn reeds doordrenkt van het bloed van wilde
dieren. Laten we, aangezien de zon brandt en de dag nogal gunstig is
geweest, ons begonnen werk onderbreken en de netten verzamelen. Morgen
hernemen we ons werk. De mannen volgden de bevelen op en hielden op met
hun werk.
onfortuinlijke ontmoeting
In dezelfde streek was een vallei
geweid aan Diana, waar een heldere bron in een lieflijk bosje klaterde.
De godin van de bossen was hier gewoon om, vermoeid van de jacht, samen
met de nimfen haar maagdelijke ledematen te besprenkelen met het koele
water. Toevallig waste Diana zich toen daar, wanneer de kleinzoon jacht van Cadmus, die zijn gezellen
had verlaten om de streek te verkennen, door die ongekende bossen daar
aankwam: Van zodra de naakte nimfen de man bemerkten, vulden zij het
gehele bos met plotseling geroep, en bedekten de godin met hun lichamen.
Maar die stak met haar kop en nek boven alle nimfen uit en de kleur, die
normaal eigen is aan de purperen ochtendstond, kwam op het gezicht van
Diana, gezien zonder kleren. Omdat ze haar pijlen niet kon grijpen,
schepte de gekwetste Diana water en spatte het in het gezicht van de
man, terwijl ze dit eraan toevoegde: Het is jou reeds toegestaan te
vertellen dat ik met neergelegde kleren ben gezien, indien je het
tenminste zal kunnen vertellen.
Zij dreigde niet meer, maar voegde
horens van een hert toe aan zijn hoofd, rekte zijn nek uit en maakte de
uiteinden van zijn oren scherp; zij veranderde zijn handen in voeten en
bedekte zijn lichaam met een gevlekte huid; tenslotte gaf ze hem een
bange geest.
uitzichtloze vlucht
Terwijl de verbaasde Actaeon
vluchtte, was hij verwonderd in zijn koers dat hij zo snel was. Maar
wanneer hij halt hield aan de oever van de rivier en zijn gelaat en
horens in het water zag, was hij van plan te zeggen: Wee mij!, maar er
werd geen enkele stem gehoord; hij zuchtte, en tranen vloeiden over het
gelaat dat niet het zijne was; slechts zijn geest is gebleven. Wat moest
hij doen? Terugkeren naar zijn gezellen of zich in het bos verbergen? Schaamte belemmerde dit, vrees belemmerde dat.
Maar terwijl hij twijfelde, werd hij
door zijn eigen honden bemerkt: door verlangen naar buit stortten zij
zich over de rotsen op hun meester en volgden hem sneller dan de wind.
Hij ontvluchtte langs deze plaatsen, waarlangs hij zelf herten had
gevolgd, zelf als een hert zijn dienaren. Ik ben Actaeon, herken jullie
meester, riep hij uit. Maar zijn stem werd niet gehoord, alles
weergalmde door het geblaf.
met tragische afloop
De honden maakten de eerste wonden
in zijn schouders, en weldra ontbraken de plaatsen voor verwondingen
over zijn ganse lichaam. Hij zuchtte en vulde de bossen met treurige klachten.
De onwetende kameraden vuurden de
vijandige troep aan, terwijl ze hun leider zochten voor het spektakel en
riepen Actaeon, deze wendde bij zijn naam het hoofd en zuchtte zwijgend: Was ik maar afwezig, maar ik ben aanwezig; zag en voelde ik maar niet de
woeste aanvallen van mijn eigen honden! Dezen omsingelden hun prooi van
alle kanten en verscheurden hun meester onder de gedaante van een hert,
nadat hun tanden in het lichaam gezet waren. Toen het leven van Actaeon
door wonden was geƫindigd, was Diana's woede eindelijk verzadigd.