Deel 3: Pyramus & Thisbe
Pyramus en Thisbe, de ene de knapste van de jongemannen, de andere die boven de andere meisjes die het Oosten rijk was werd verkozen, hadden grenzende huizen, daar waar men zegt dat Semiramis de stad omringd heeft met een hoge bakstenen muur. Het buurschap zorgde voor de ontmoeting en de eerste stap. Mettertijd groeide de liefde. Ze zouden ook voor de wet getrouwd zijn, maar hun ouders verboden het, maar dit konden ze niet verbieden, beiden brandden ze evenveel door hun gevangen geesten. Er waren geen getuigen: ze spraken met wenken en tekens, hoe meer het verborgen werd, des te meer het verborgen vuur oplaaide.
Nadat de dageraad de nachtelijke lichten had verdreven, had de zon het met rijp bedekte gras met haar stralen opgedroogd. Ze kwamen naar gewoonte samen naar hun plekje. Toen na eerste met zacht gefluister veel geklaagd te hebben, besloten ze om in de nachtelijk stilte dat ze zouden proberen hun bewakers te misleiden en het huis te verlaten en wanneer ze het huis hebben verlaten, ze ook de huizen van de stad achter zich zouden laten en om wandelend niet rond te dolen op het weide veld, samen te komen aan het mausoleum van Ninus en zich te verbergen onder de schaduw van een boom. De boom daar, een hoge moerbeiboom, beladen met sneeuwwitte vruchten, was bij een koude bron. De afspraken bevielen hen en het licht dat langzaam leek weg te gaan, stortte in het water en uit datzelfde water kwam de nacht.
De sluwe Thisbe ging naar buiten door de duisternis na de deur geopend te hebben, misleidde haar bewakers en bedekt met een sluier kwam ze aan bij de grafheuvel en zette ze zich neer onder de afgesproken boom. De liefde maakte haar stoutmoedig. Kijk, daar kwam een door een recente slachting van runderen besmeurde leeuwin aan, die haar dorst zal lessen in het water van de naburige bron. Al van ver zag de Babylonische Thisbe de leeuwin in de maneschijn en met een lichte tred vluchtte ze in een donkere grot. En terwijl ze vluchtte, liet ze haar sluier die van haar rug gegleden was achter. Toen de woeste leeuwin haar dorst gelest had met overvloedig water, verscheurde ze, terwijl ze terugkeerde in de bossen, het dunne kleed dat ze toevallig zonder haar zelf had gevonden met bebloede muil.
Nadat hij later was vertrokken, zag Pyramus in een dikke laag stof de onmiskenbare sporen van een wild dier en verbleekte hij over heel z'n gelaat. Toen hij echter ook het kledingstuk met bloed besmeurd bemerkte, zei hij: "Één nacht zal twee geliefden verliezen, waarvan zij het meest een lang leven waard was. Mijn ziel is geschaad: ik heb jou, beklagenswaardige, omgebracht, ik die jou bevolen heb 's nachts naar een plaats vol van gevaren te komen en ik ben niet als eerste gekomen. Rijt mijn lichaam uiteen en doe je met een wilde beet tegoed aan mijn misdadig vlees, o leeuwen die onderaan deze rots wonen! Maar het is typisch voor een lafaard de dood te wensen." Hij nam Thisbe's sluier en droeg hem met zich mee naar de schaduw van de afgesproken boom. Toen hij de gekende sluier had beweend en het kledingstuk kusjes had gegeven, zei hij: "Ontvang nu ook gulpen van mijn bloed!" Hij stak het zwaard waarmee hij omgordt was zonder getreuzel in zijn buik, trok het stervend uit de gl!
oeiende wonde en legde zich op z'n rug neer op de grond.
Bij de naam van Thisbe opende Pyramus zijn door de dood verzwaarde ogen en na haar gezien te hebben sloot hij ze weer. En zij, nadat ze haar sluier had herkend en de lege zwaardschede zag, zei: "Jouw hand en liefde hebben jou in het ongeluk gestort, ongelukkige! Ik heb ook zowel een sterke hand als liefde. Dat zal krachten geven voor de doodsteek. Ik zal de dovende dood inhalen en men zal zeggen dat ik jouw metgezel erin ben. Enkel door d dood - helaas - kon jij van mij ontrukt worden, nu kan ik ook niet meer door de dood ontrukt worden.
Toch heb ik in naam van ons beiden nog één vraag voor jullie, diepbedroefde ouders van mij en van Pyramus: Een diepe liefde heeft ons verenigd, in ons laatste uur waren wij samen, misgun ons dan geen gemeenschappelijk graf. Maar jij, boom, die met je takken het ellendige lijf bedekt, nu nog van één slachtoffer, weldra zal je er twee bedekken. Bewaar de tekens van het bloedbad en draag steeds donkere vruchten, de gepaste kleur voor rouwbeklag, de herinnering aan een dubbele moord.
Dit zei ze en ze stortte het diepste van haar borst, na het zwaard in de juiste stand gezet te hebben, op het zwaard, dat nog lauw was van de vorige moord. De wensen bereikten toch de goden en ouders; want de kleur van de vruchten is, wanneer ze volrijp zijn geworden, zwart, en wat van de brandstapel overbleef, rust samen in één urne.