Deel 2: Eerste brief over de uitbarsting van de Vesuvius
Je vraagt mij jou over mijn oom te schrijven, opdat je het waarheidsgetrouw aan je nakomelingen kunt vertellen. Ik bedank je, want ik zie dat er voor zijn dood, als hij door jou verheerlijkt zou worden voor hem een onsterfelijke roem weggelegd is.
r. 5 - 13: zie map
Hij was in Misene waar hij in eigen persoon het bevel over de vloot voerde. Op 24 augustus, zo rond de middag, maakte mijn moeder hem er al op attent dat er een ongewone wolk opsteeg die zowel van grote en soort ongewoon was. Nadat hij gezonnen had nam hij een koude douche, lunchte liggend en studeerde. Hij vroeg zijn sandalen, klom op naar een plaats vanwaar hij die grote verschijning kon bekijken.
r. 20 - 28: zie map
Dat leek hem iets belangrijks dat onderzocht moest worden. Hij beval een liburnica klaar te maken; als ik zou samen met hem zou willen gaan, zou hij mij de kans gegeven hebben. Ik antwoordde dat ik liever studeerde; en toevallig gaf hij mij zelf iets om over te schrijven. Hij ging weg uit het huis; hij ontving een briefje van Rectina, de vrouw van Tascus, omdat ze bang was door het dreigende gevaar (want haar villa lag net aan de voet van Vesuvius en ze had niet de kans tot vluchten met de schepen): ze smeekte hem om haar uit deze hachelijke situatie te helpen. Hij veranderde zijn plannen en wat hij begonnen was als een wetenschappelijke interesse en voltooide hij met een grote grootmoedigheid. Hij leidde een vierriemer uit de haven en steeg zelf aan boord. Hij zou niet alleen Rectina helpen maar ook vele andere (de kust was namelijk drukbezocht). Hij haastte zich daarheen waar andere van wegvluchtten en stevende het roer op het gevaar af. Hij was zo onbevreesd dat hij alle bewegingen van deze ramp en figuren die hij zag, dicteerde en zelf tekende hij ook alles nauwkeurig op. Er viel al as op de schepen en naarmate ze naderden werd deze warmer en dichter, er waren zelfs al puimsteen en zwartgeblakerde en door het gebroken stenen en plots kwam een zandbank die de kust ontoegankelijk maakte. Hij twijfelde er even aan terug te keren, maar wanneer de stuurman hem zij dat te doen, waarschuwde hij: "Het lot helpt de dapperen. Zet koers naar Pomponius." Deze was in Stabis. Daar, hoewel ze het gevaar nog niet naderden, was het toch al goed zichtbaar en groeide het. Hij had de bagage laten laden in de schepen, zeker van de vlucht als de tegenwind was gaan liggen. Nadat mijn oom met die zeer gunstige wind was binnengevaren, omhelsde hij de trillende man, troostte hem, sprak hem moed in en, om zijn angst met zijn eigen kalmte te verminderen, vroeg hij of hij een bad mocht nemen. Nadat hij een bad had genomen, ging hij aanliggen aan tafel en gedraagde zich opgewekt of deed hij alsof wat getuigt van evenveel moed. Intussen lichtten vanuit de Vesuvius op verscheidene plaatsen vlammen en een hoge vuurzee op, waarvan de gloed en de helderheid door de duisternis van de nacht worden geaccentueerd. Hij zei herhaaldelijk als remedie tegen de angst, dat de plattelandsbewoners haastig hun vuren hadden achtergelaten en dat ze hun villa's hadden verlaten terwijl die in eenzaamheid brandden. Toen ging hij rusten en hij rustte wel degelijk (