Deel 2: De dolfijn van Hippo
Ik kwam op een echt verhaal, maar het lijkt heel erg verzonnen en het past volkomen bij jou zeer rijke, hoogverheven dichterlijke kunst. Ik vond het terwijl er tijdens een avondmaal van die verhalen heen en weer werden verteld. De bron is zeker te vertrouwen; en toch, waarom moet een dichter die vertrouwen? Het is toch een bron die je terecht zou hebben geloofd, zelfs als je zou gaan schrijven.
Het is in een Afrikaanse kolonie Hippo, dichtbij de zee. Er ligt een bevaarbare lagune; hieruit stroomt een zeearm als een rivier, die beurtelings, naargelang met het komen en gaan, nu eens naar de zee gebracht wordt, dan weer teruggevoerd wordt naar de lagune. Mensen van alle leeftijden komen hier vissen, varen en zelfs zwemmen, en veel grote kinderen die door het plezier en het spel aangelokt worden. Voor hen is het een bewijs van dapperheid en moed om zich in zee te wagen. De overwinning is voor degene die het verst de oever -en zo ook de andere zwemmers- achter zich laat. Een jongen durfde deze strijd aan, en liet de andere verder gelegen. Een dolfijn zwom hem tegemoet en dan stak hij de jongen weer voorbij, dan achtervolgde hij hem weer, dan zwom hij rond hem, liet hem op zijn rug zitten, zette hem weer af, liet hem weer opstijgen, bracht hem eerst naar de diepte, keerde, en bracht hem terug naar de oever en de begane grond. Het verhaal verspreidde zich over de hele kol!
onie; allen liepen er naartoe, bekeken de jongen alsof het een mirakel was, ondervroegen, luisterden en vertelden het door. De volgende dag werd de oever bezet. Ze overkeken de zee en alles wat op de zee leek. De jongeren zwommen, onder hen ook die befaamde, maar voorzichtiger. De dolfijn keerde terug op tijd en opnieuw naar de jongen. Hij vluchtte met de rest. De dolfijn riep hem terug alsof hij hem uitnodigde. Hij sprong uit de golven, dook terug, maakte verschillende kringen rond hem en liet hem gerust. Zo ook de tweede dag, de derde, de vierde, totdat de mensen, de echte zeerotten, hun schrik te boven kwamen. Ze gingen er naar toe, speelde en riepen hem, streelde hem zelfs, wat hij gewillig liet gebeuren. De durf groeide door ondervinding. De grote jongen, die het dat het eerst had meegemaakt, zwom er naartoe, klom op z'n rug, ging en kwam terug. Hij herkende hem, en hij meende zelfs dat ze elkaar graag hadden, en hij had hem zelf ook graag. Geen van beide vreesde of wer!
d gevreesd. Zijn gewilligheid groeide ook. Bovendien zwommen de andere jongens langs zijn rechter en linkerzijde terwijl ze hem aanspoorde en aanmoedigde. Een andere dolfijn (wat ook raar is) kwam bij hen, als toeschouwer en kameraad. Maar hij deed of duldde niets gelijkaardigs, maar hij zwom mee, heen en terug met de andere, en ook met de jongen en de overige jongens. Ongelooflijk, maar toch even waar als de rest van het verhaal. Het staat vast dat Octavius Avitum, een gezant van de provinciegouverneur, uit verkeerde geloofsovertuiging de dolfijn met parfum overgoten had, nadat hij deze op het strand had gelokt. Het staat vast dat wegens de nieuwe geur van zijn parfum hij terug in de volle zee vluchtte. Deze werd vele dagen later futloos en treurig gezien. Weldra keerden zijn krachten terug, zijn vroegere dartelheid en liet hij zijn gewoonlijke kunstjes terug zien. Alle magistraten kwamen samen om naar het spektakel te komen kijken, en met hun aankomst en hun verblijf werd!
de onbemiddelde kolonie door deze nieuwigheid uitgeput. Daarna verloor de plaats zelf zijn rust en intimiteit. Men kwam overeen dat wat ze deed samenkomen, in alle stilte te doden.
Deze ontroering kan je aanbrengen, door het met woordenrijkdom te bewenen! Toch is het niet nodig iets bij te verzinnen of toe te voegen: het volstaat dat je de waarheid geen afbreuk doet.
De groeten.