Hoofdstuk 9 Sokrates 3C: Sokrates over zijn begrafenis
Categorie: Boek > Pallas > Druk 1: boek 3
"Zoals jullie maar willen," zei Sokrates, "als jullie me tenminste te pakken zullen krijgen en ik aan jullie niet zal ontsnappen!"
En tegelijk zachtjes lachend en naar ons kijkend zei hij: "Ik kan Kriton er niet van overtuigen, mannen, dat ik deze Sokrates hier ben, degene die nu een gesprek voert en ieder onderdeel van hetgeen gezegd wordt ordent, maar hij meent dat ik die ándere ben, die hij korte tijd later als lijk zal aanschouwen, en hij vraagt mij natuurlijk hoe hij mij moet begraven. Wat betreft het feit dat ik al deze tijd al een pleidooi heb gehouden, dat ik, zodra ik het gif heb gedronken, niet meer bij jullie zal blijven, maar dat ik er van door zal gaan naar - ja inderdaad! - bepaalde vormen van geluk der gelukzaligen, ik denk dat ik dat tegen hem tevergeefs zeg, terwijl ik niet allen jullie maar ook mezelf geruststel. Stellen jullie je dus borg voor mij bij Kriton", zei hij, "met de borgstelling tegengesteld aan die waarmee hij zich borg wilde stellen bij de rechters. Hij stond er namelijk wis en zeker borg voor dat ik zou blijven; jullie moeten er wis zen zeker borg voor staan dat ik niet zal blijven wanneer ik gestorven ben, maar dat ik er van door zal gaan, opdat Kriton het gemakkelijker verdraagt, en opdat hij niet bij het zien van mijn of gecremeerde of begraven lichaam intens verdriet voelt om mij alsof ik vreselijke dingen onderga, en opdat hij bij de begrafenis niet zegt dat hij Sokrates of opbaart, of ten grave draagt, dan wel begraaft. Want weet goed," zei hij, "beste Kriton, dat het niet op de juiste manier spreken, niet allen op zichzelf genomen fout is, maar dat het ook iets slechts teweegbrengt in de zielen. Maar je moet gerust zijn en zeggen dat je mijn líchaam begraaft, en je moet mij begraven op zo'n manier als het jou behaagt en jij het 't meest in overeenstemming met de gewoonten beschouwt.